Tadzjikistan: greppels, geiten en gevaarlijke wegen
- Emma Renting
- Jul 21
- 33 min read
Toen we besloten deze reis te gaan maken, moesten we aardig wat knopen doorhakken. Wat wordt het eindpunt? Hoe lang willen we erover doen? Gaan we via Iran of Rusland? En gaan we de Pamir Highway proberen te rijden of slaan we die over? Zoals je weet gaan we een uitdaging of twee niet uit de weg. Dus ondanks dat we niet zeker wisten of we überhaupt met Herman over de Pamir konden, kozen we ervoor om het in elk geval te proberen. Ik zou zeggen, schenk wat te drinken in en pak er een snack bij, want deze blog is lang.
Voor we naar de Pamir gingen, moesten we eerst Tadzjikistan nog in. De grens verliep prima, duurde niet heel lang en er waren nauwelijks pogingen tot geld aftroggelen. Eenmaal in Tadzjikistan gingen we op zoek naar een plek om een autoverzekering af te sluiten. Dit is vrijwel altijd het eerste wat we in een nieuw land doen, om gezeur te voorkomen. In Tadzjikistan bleek dit wat anders dan in de andere landen. Toen we rondvroegen waar we moesten zijn, gaf iedereen aan dat er hier geen autoverzekeringen waren. Niet nodig, zeiden ze. Op zich begrepen we vrij snel waarom. Geen enkele verzekeringsmaatschappij durfde zich hieraan te wagen. Iedereen deed maar wat op de weg en met wegen als de Pamir Highway en de 'Tunnel of Death' was het onbegonnen werk. Dus gingen we verder zonder verzekering, op naar de hoofdstad: Dusjanbe. Om in Dusjanbe te komen moesten we één weg volgen, simpel maar niet zonder gevaar. Op die weg bevindt zich namelijk de zogenoemde 'Tunnel of Death'. Klinkt gezellig, toch?
De Anzobtunnel, zoals hij echt heet, is vijf kilometer lang en verbindt Dusjanbe met een andere grote stad. De tunnel heeft zijn bijnaam gekregen om zijn gevaarlijke omstandigheden: er is weinig tot geen verlichting, geen ventilatie, geen wegmarkeringen en de weg bestaat meer uit gaten dan uit asfalt. De afwatering is er niet goed, waardoor er plassen water in staan en aan het einde van de tunnel steken er ijzeren buizen uit het plafond en de grond die je moet zien te ontwijken. De tunnel is tweerichtingsverkeer, zonder scheiding in het midden. Al met al niet zo'n prettige ervaring dus. Maar er rijden dagelijks veel auto's doorheen dus het zou ons ook wel lukken. Het eerste deel van de tunnel was enigszins verlicht maar dat hield al snel op. We reden achter een grote vrachtwagen, dus veel zagen we sowieso niet. Het asfalt was, zoals we al hadden verwacht, ontzettend slecht en het was vochtig binnen. Met alle roostertjes in de auto gesloten probeerden we zo rustig mogelijk adem te halen. De tunnel zelf stond blauw van de smog. Na een tijdje begonnen we wel lichtelijk te voelen dat er weinig zuurstof beschikbaar was, maar gelukkig was kort daarna het eind in zicht. Direct na de tunnel zetten we de auto stil, klommen eruit en haalden even diep adem. We hadden allebei maar weinig gezegd tijdens het ritje, maar nu konden we weer relaxen. Tunnel of Death - survived! Niet dat we daarover twijfelden hoor, maar prettig was anders. En dan te bedenken dat sommige mensen hier vroeger doorheen fietsten... Mede dankzij hen heeft de tunnel deze bijnaam. Gelukkig gebeurt dit niet meer en liften fietsers er nu doorheen.
Dat was de eerste beproeving in Tadzjikistan die we in elk geval hadden gehaald. Nu de rest nog. Voor degenen die het niet weten: de Pamir Highway - of officieel de M41 - is de enige doorlopende weg die door de Pamir Mountains loopt. De Pamir Mountains strekken zich uit over meerdere landen, maar onze route liep van Tadzjikistan naar Kirgizië. Daarnaast is de Pamir Highway de op één-na-hoogste internationale weg ter wereld, met zijn hoogste punt op 4655 meter. Er is een beetje onduidelijkheid over waar de weg precies begint, maar wij startten onze reis in Qal'ai Khumb in Tadzjikistan. Deze weg staat vooral bekend om hoe slecht het wegdek is en hoe moeilijk sommige passen zijn.
Uiteraard lazen we ons goed in voor we onze keuze maakten. Er waren twee routes die we konden nemen: alleen de officiële M41 of een ommetje naar de beroemde én beruchte Wakhan Valley. We besloten om ter plekke te kijken wat de beste optie was. Eenmaal aangekomen in Dusjanbe vroegen we aan iedereen die we tegenkwamen: "Pamir Highway, this car? Good?" De antwoorden waren veelal hetzelfde. De meeste mensen wierpen een blik op Herman, lachten en zwaaiden druk met hun armen. "No! Not good. Landcruiser!" Hmm. Niet per se wat we wilden horen. Omdat Herman nogal laag op zijn pootjes staat, besloten we naar een garage te rijden en te vragen of hij niet wat verhoogd kon worden. Bij een kleine garage in Dusjanbe die we via via vonden, klopten we aan. De man die ons hielp gaf aan dat hij extra blokjes onder de auto kon zetten, dat zou ongeveer drie centimeter schelen. Nou denk je misschien, drie centimeter? Dat is echt niks. Maar het zal je verbazen hoeveel verschil dat kan maken, en eerlijk gezegd konden we iedere millimeter gebruiken. Dus we knikten, de man ging aan het werk en een paar uur later stond onze Herman daar met toch best wat verschil bij zijn bandjes. Niet verkeerd. Terwijl we door de stad reden werden we af en toe aangesproken en er werd gezwaaid. Een taxichauffeur kwam naast ons rijden. "Ik heb jullie gezien op Instagram!" riep hij. Helaas moesten we doorrijden, want we waren nu toch wel nieuwsgierig waar dan. We lieten het voor wat het was en reden verder. We regelden nog wat dingen in Dusjanbe, zoals de was en de boodschappen, en toen was het toch echt tijd om te beginnen.

Onderweg naar ons startpunt, Qal'ai Khumb, moesten we nog een paar keer overnachten. Een van die nachten stonden we op een prachtig plekje, tussen de bergen met uitzicht op water. Het bestond uit grasvelden waar koeien en geitjes stonden te grazen en er waren een paar lokale kinderen aan het zwemmen. Er stond één klein, zwart geitje te gillen en nadat we een tijdje aan het kijken waren wat hij aan het doen was, zagen we vanaf een berg een grotere geit aan komen rennen. Het kleine geitje rende luid blatend naar haar toe. Het leek erop dat hij zijn mama een tijdje kwijt was geweest. Arm schaap! Nou ja, geit. Gedurende de middag vertrokken de herders met hun kuddes. Zowel de koeien als de geiten verdwenen steeds verder in de verte en over de bergen. Totdat ineens het bekende zwarte geitje weer op ons af kwam. Hij snuffelde aan ons tapijt, aan de tafel en probeerde de labeltjes van de stoelen op te eten. Maar mama was nergens te bekennen. We zetten een bakje water voor hem neer om uit te drinken, wat hij ook deed, al was het niet zo soepel. "Zeg vriendje, moet jij niet naar je moeder?" We liepen wat rond om te zoeken naar de moedergeit, maar de hele kudde was inmiddels verdwenen. Ondertussen huppelde Billy, zoals we hem gedoopt hadden, vrolijk achter Huib aan. Omdat we mama geit of de rest van de kudde niet konden vinden, namen we hem maar mee terug naar ons plekje. Billy ging tevreden in de zon liggen, tegen de auto aan. Hij leek het wel prima te vinden zo. Toen twee van de zwemmende kinderen op hun paard langsreden, vroegen we hen of ze wisten waar de geiten waren. Dat wisten ze wel. Ze namen Billy aan, propten hem in een van de tassen die aan weerszijden van de paarden hingen en brachten hem veilig thuis. Hoe gezellig Billy ook was, zijn mama was vast blij dat hij weer thuis was!
Dag 1 en 2 - Qal'ai Khumb naar Khorog
Een aantal dagen later kwamen we aan in Qal'ai Khumb. Het is een klein stadje omringd door bergen, waar we verrassend genoeg een redelijk luxe hotel vonden. Omdat het óf luxe was, óf armoede - en we van het laatste waarschijnlijk nog genoeg zouden tegenkomen - kozen we vandaag voor luxe. Er zat echter geen restaurant bij het hotel, dus gingen we op zoek naar een plek om te eten. Na het lezen van wat reviews ontdekten we dat we niet veel keuze hadden. Optie één was een restaurant waarbij verschillende mensen in de reviews aangaven dat ze, nadat ze daar hadden gegeten, in het ziekenhuis waren beland met ernstige voedselvergiftiging. Optie twee was een soort community kitchen waar je voor weinig geld een maaltijd kon halen. Je kunt wel raden wat het werd. We stapten een oud Sovjetgebouw in, waar een paar tafels en stoelen stonden. Er zaten al enkele lokalen te eten. We kregen rijst met kip en salade van komkommer en tomaat. En dat voor een paar euro. Het was geen vijf sterren maaltijd, maar het was prima. We aten onze bordjes leeg, haalden wat biertjes bij de supermarkt en keerden terug naar ons hotel.
De volgende ochtend kregen we bij het hotel een ontbijtje van ei met worst. We pakten onze spullen en propten alles weer terug in Herman. Aan een paar oude mannetjes die stonden te kijken, vroegen we: "This car, Pamir? Wakhan?" Gelach. "No!" Dat was duidelijk. Maar we keren natuurlijk niet om voor we gezien hebben waar we mee te maken hebben. Dus we gingen op weg richting Khorog. Onderweg vulden we zoals gewoonlijk onze jerrycans bij een klein kraantje langs de weg. In totaal hebben we vrijwel altijd 43 liter water bij, wat gefilterd wordt door één van onze speciale jerrycans. Noodrantsoen, mensen! En water gaat sneller dan je denkt, zeker bij zoveel hitte.
Al snel werden de bergen hoger en de weg slechter. We reden langs een snel stromende rivier: de Panj-rivier. Deze rivier is bijzonder omdat het midden ervan de grens vormt tussen Tadzjikistan en Afghanistan. Wij reden natuurlijk aan de Tadzjiekse kant, wat betekent dat aan de overkant Afghanistan lag. We zagen de Afghaanse dorpjes voorbij komen en de mensen hun dagelijkse dingen doen. Aan onze kant passeerden we geregeld militairen die patrouilleerden. Soms zagen we aan de overkant witte vlaggen met zwart opschrift. Talibanvlaggen. Af en toe reed er een dikke 4x4 voorbij die beladen was met mannen met grote geweren. Het was niet gevaarlijk, maar wel vreemd om te zien.
De bergen waren indrukwekkend. Ze torenden boven ons uit en samen met de rivier vormden ze de mooiste uitzichten. We reden de hele dag en sliepen in een klein gasthuis bij een lief, oud vrouwtje. Ze had een mooi plekje met een heerlijke moestuin en prachtige rozen. De volgende ochtend reden we verder naar Khorog.
We passeerden weer prachtige uitzichten, nog steeds langs de rivier. De weg was niet de makkelijkste. China is druk bezig tunnels te bouwen om zo de Pamir Highway sneller en efficiënter te maken. Op zich een goed idee, maar dat zorgde er wel voor dat wij nu op bepaalde stukken om moesten rijden. Laten we zeggen dat die weggetjes niet de beste waren. Losse stenen, hoge drempels en weinig asfalt. Het vereiste heel wat creatief stuurwerk om over sommige hobbels heen te komen. Dit was het teken dat de Pamir echt begonnen was.
De weg naar Khorog was dus hobbelig, grotendeels niet geasfalteerd en op sommige plekken eigenlijk niet geschikt voor een normale auto. Maar we zijn er zonder kleerscheuren doorheen gekomen! Toen we in Khorog aankwamen besloten we eerst iets te gaan eten. We hadden allebei honger en we moesten even na gaan denken over onze volgende stap: waar slapen we? We gingen op onderzoek uit en vonden zelfs een KFC! Een soort van dan. De 'Khorog Fried Chicken' was een klein restaurantje waar ze kip en pizza verkochten. Binnen was het klein en verlaten. Zelfs de lichten stonden niet aan. We liepen naar de balie, waar een medewerkster bijna lag te slapen. Hoewel ze adverteerden met hun kip, bestelden we allebei een pizza. "Heb je ook iets te drinken?" vroegen we. De medewerkster schudde haar hoofd. Geen drinken. Ook geen toilet overigens. Maar wel pizza en daar ging het om. Het duurde even voor het klaar was maar toen stonden er twee prima pizza's voor onze neus.
Terwijl we zaten te eten, liepen er twee mensen naar binnen. Ze leken sowieso toeristen, een stel van onze leeftijd. "Is die Nederlandse auto hier buiten van jullie?" vroeg de man. We lachten, uiteraard kom je ook hier Nederlanders tegen. We beaamden de vraag en we raakten in gesprek. Toen zij ook probeerden pizza te bestellen, bleek dat intussen de stroom was uitgevallen en ze niets meer konden klaarmaken. Wij hadden niks gemerkt, het licht stond toch al niet aan. Omdat de pizza's te groot waren en we vol zaten, gaven we de rest aan het Nederlandse stel. Ze stelden zich voor als Kim en Gerben, uit het oosten van het land. We kletsten wat terwijl we aten en we kwamen erachter dat zij in een mooi hotel hier in de stad sliepen. Nadat we subtiel vroegen of ze het vervelend vonden als we daar ook zouden blijven (vonden ze niet!) boekten ook wij een kamer. We zaten op dezelfde verdieping. We kochten wat bier en gingen daarna allebei onze eigen weg. Even uitrusten, bijkomen en afkoelen. Later die middag spraken we weer af en dronken we samen een biertje op onze kamer. We klikten goed en het was fijn om eens iemand anders te spreken dan elkaar. Niet dat we elkaar zat waren hoor, maar je maakt nou eenmaal de hele tijd hetzelfde mee. Het was leuk om ervaringen te delen en te zien hoe het voor anderen was. 's Avonds gingen we met zijn vieren naar een restaurantje in de buurt.
Kim en Gerben hadden 's middags nog verteld hoe ze die ochtend vol in een greppel waren gereden. Langs de weg zijn diepe, redelijk brede afwateringsgreppels, waar je absoluut niet in wilt rijden met je wiel. Gerben wilde die ochtend tanken en draaide vol overtuiging het terrein van het tankstation op, alleen bleek er nog zo'n greppel in de weg te zitten. Oeps. In zijn verdediging, hij had z'n bril niet op! Een goed verhaal, waar we om moesten lachen. Toen we weg wilden rijden bij het restaurant was het donker en Huib zette Herman in zijn achteruit. Hij gaf gas en met een enorme klap stonden we stil. We hadden het gepresteerd om - zelfs na dat verhaal - achteruit zo'n zelfde greppel in te rijden. Schaapachtig liepen we richting Kim en Gerben, die zelf net op het punt stonden hun parkeerplaats te verlaten. "Nou, ik had mijn bril wel op..." Gelukkig stonden er meteen omstanders klaar om te helpen en samen met Gerben en twee sterke Tadzjieken was Herman zo de greppel uitgeduwd. En dat zonder schade.

In het hotel dronken we nog wat en de volgende ochtend zaten we ietwat gaar aan het ontbijt. We ontbeten samen met Kim, maar we bleken niet de enige Nederlanders in het hotel te zijn. Een Nederlandse motorrijder genaamd Willem kwam even gedag zeggen, en een praatje maken en ook een Belg (waarvan ik de naam vergeten ben, excuses) schoof aan. De Belg kwam vanaf de andere kant en had dus zowel de Wakhan Valley als de grensovergang en hoogste pas al gereden. We vroegen aan hem of het zou lukken met een normale auto, maar hij schudde gedecideerd zijn hoofd. "Absoluut niet." Hij begon te vertellen over zijn reis. Door rivieren rijden, enorme keien moeten ontwijken en om nog maar te zwijgen over de sneeuwstorm bovenaan de pas. Verlaten 'camions', oftewel vrachtwagens. Het klonk allemaal niet best. We kregen wel het idee dat hij graag vertelde en misschien zijn verhaal wat aandikte, maar er zou waarschijnlijk wel een kern van waarheid in zitten. In gezelschap van de andere reizigers aten we en daarna fristen we ons op en pakten we in. We namen afscheid van Kim en Gerben, die we waarschijnlijk onderweg nog wel ergens tegen zouden komen, en gingen op weg.
Dag 3 - Khorog naar Ishkoshim
Dit was het grote keuzemoment. Wakhan Valley of niet? Tegen ieders advies in en met lichte zenuwen sloegen we af en reden we de vallei in. Eigenwijs? Hoe kom je erbij? Maar verplaats je eens in ons: je bent helemaal hierheen gereden en dan moet je het - volgens alle travelblogs - mooiste deel overslaan. Mooi niet. Als het niet lukt keren we wel weer om, was onze gedachtegang.
Het eerste deel van de vallei was eigenlijk prima te doen. Helemaal niet veel erger dan wat we voor Khorog al hadden gezien. De vallei was mooi. Er waren groene dorpjes met bijzondere mensen, die ontzettend blij zwaaiden. Ik voelde me soms bijna de koningin, zoveel zat ik uit het raam te zwaaien. We reden nog steeds langs de rivier en overal waar we dorpjes in Afghanistan zagen, was het betoverend groen. Soms werd de rivier zo breed dat het bijna een meer leek. We kwamen af en toe fietsers tegen, die we water aanboden, en er kwamen regelmatig andere overlanders voorbij. De Wakhan Valley was duidelijk een populaire plek onder avonturiers, maar het was er niet zo druk dat het toeristisch te noemen was. De weg naar Ishkoshim duurde lang, niet omdat het zo ver was maar omdat er geen asfalt lag. Halverwege de dag hoorden we getoeter achter ons. Kim en Gerben hadden ons inmiddels ingehaald in hun gehuurde 4x4 en zwaaiden toen ze langsreden. We zouden waarschijnlijk in hetzelfde dorp stoppen vandaag.
Voor we weggingen uit Khorog hadden we alvast een plek uitgezocht waar we wilden slapen die nacht. Een gasthuis in Ishkoshim. Het had privékamers met privébadkamers, warm water en wifi. Stuk voor stuk geen gegeven op de Pamir. Toen we het dorp inreden, reden we direct naar het gasthuis. Het was een beetje moeilijk te vinden maar na een beetje zoeken arriveerden we. Alleen waren we niet de enigen. Het bleek vrij druk op de Pamir en de andere reizigers hadden het voordeel dat ze met geschiktere voertuigen onderweg waren. Ze waren sneller dan wij en kwamen dus ook eerder aan. Bij de voordeur van het gasthuis liet de eigenaar al weten dat er geen plek meer was. Het toeval wilde dat precies Kim en Gerben de laatste kamer hadden weten te bemachtigen. Uiteraard super fijn voor hen, iets minder voor ons. We vroegen de man of we in de tuin in onze tent mochten slapen, maar nee. Volgens hem zou het gaan stormen, niet geschikt voor een tent. We besloten verder te zoeken. Twee van de andere gasthuizen die we hadden gezien waren gesloten. Er was er in het dorp nog één waar we konden gaan kijken. Toen we uitstapten kwamen we een andere reiziger tegen. Een Amerikaan die naar het dorp had gelift. We praatten wat en hij ging het gasthuis binnen. We volgden. Het bleek te bestaan uit twee kamers met stapelbedden een één toilet op de gang. Huib en ik keken elkaar aan. Een stapelbed? Op een slaapzaal? We wisten best dat het geen luxe zou worden, maar slapen in een ruimte met andere mensen was wel een drempeltje over. In een stapelbed nog wel, het was maar de vraag hoe stevig die dingen waren. Nee, dit was alleen geschikt als aller-allerlaatste redmiddel.
Onze zoektocht werd uitgebreid en we besloten een stukje voorbij Ishkoshim te rijden. We reden wat rond, tot ons oog viel op een bijzonder gasthuis. Het was een stukje land met een muurtje er omheen, wat versierd was met verschillende beeldjes. We wisten niet zeker of het open was, maar toen we stopten zwaaide er een oud mannetje. Hij gebaarde ons naar hem toe te komen. We reden Herman de poort door en kwamen terecht op een schattig stukje land met verschillende gebouwtjes. Een oude man en vrouw verwelkomden ons, ze hadden nog plaats voor vannacht. We waren de enige. Het vrouwtje leidde ons naar een kamer met een soort podiumpje. Er stond een koffietafel en er lagen kussen op de grond om op te zitten. Het vrouwtje gebaarde ons te gaan zitten, wat we braaf deden. Ze verdween weer door de deur en kwam even later terug met een enorme kan heet water, koekjes en zakjes thee. Ze vroeg ons hoe laat we wilden eten, we antwoordden rond half 7. Het vrouwtje knikte en verliet ons weer. We besloten een rondje te lopen over het terrein.
Het bestond uit een paar gebouwtjes: onze kamer, nog een andere, soortgelijke kamer en wat leek op het huis van het stel zelf. Er liep een klein beekje midden over het terrein en verderop stond een schuurtje met een koe erin. Tegenover onze kamer bevond zich een toilet, wat bestond uit een hokje van golfplaat en een houten vloer met een gat erin. We kwamen het oude mannetje tegen in de buurt van de schuur en we maakten een praatje. Huib bood hem een biertje aan, wat hij dankbaar accepteerde. Terwijl we stonden te kletsen, kwam er een helikopter voorbij. Het was een oude Sovjet helikopter die langs de grens vloog om te patrouilleren. Hij kwam regelmatig voorbij, vertelde de man. Na een tijdje keerden we terug naar onze kamer en besloten we een aflevering van een serie te kijken op de iPad. We hadden de iPad net neergezet toen de deur openging. We verwachtten het vrouwtje, maar in plaats daarvan stond er een klein jongetje in de deuropening. Hij was naar schatting een jaar of drie en bekeek ons nieuwsgierig. "Hallo!" groetten we hem. Met grote bruine ogen keek hij ons aan en hij ging voor ons zitten, aan de andere kant van de salontafel. Ik schoof het schaaltje koekjes naar voren en bood er één aan. Het jongetje pakte een koekje en bleef zwijgend naar ons kijken. We probeerden te vragen hoe hij heette en hoe oud hij was, maar hij leek niet te begrijpen wat we bedoelden. Wel had hij het reuze naar zijn zin, hij lachte wat af. Ik haalde mijn schetsboek tevoorschijn en scheurde er een lege bladzijde uit. Uit het zijvak van onze rugtas haalde ik ook een potlood en ik schoof ze naar het jongetje toe. Hij begon ijverig te tekenen, terwijl Huib en ik zaten te kletsen. Zo zaten we een tijdje. Toen de vrouw kwam vragen of we klaar waren voor het avondeten leek ze pas te beseffen dat we bezoek hadden. Ze sprak de jongen streng toe en schudde haar hoofd. Aan zijn arm nam ze hem mee naar buiten, met zijn tekening stevig in zijn hand.
Voordat we gingen eten, kwam de vrouw ons bed klaarleggen. Ze pakte een soort dunne matjes, waarvan ze er twee opstapelde en ze legde er twee grote hoofdkussens bovenop. Een dikke deken volgde en ons bedje stond te wachten. Als avondeten kregen we een grote pan gekookte aardappelen met wat kruiden, een brood en zelfgemaakte abrikozenjam. We aten wat, maar zaten al snel vol. We dronken nog wat thee, keken dit keer wel een aflevering en besloten vroeg naar bed te gaan. Ik voelde me niet helemaal lekker en we waren allebei moe. We kropen ons bed in, wat redelijk hard was, maar het was te doen. Halverwege de nacht werd ik wakker met een extreem misselijk gevoel. Ik had me de hele avond al niet goed gevoeld en al een paar tripjes naar de wc gemaakt. Dat was te verwachten, iedereen die over de Pamir reist krijgt last van zijn darmen. Dat is een feit. Dat feit in combinatie met een gat als toilet is niet heel comfortabel, maar het is wat het is. Toen ik 's nachts wakker werd, merkte ik echter dat ik haast moest maken omdat het omhoog kwam in plaats van omlaag. Gelukkig had het wc'tje wel verlichting, want het was inmiddels pikkedonker buiten. Op de knietjes boven het gat in de grond. Ik zal je eerlijk zeggen dat ik mezelf best een beetje sneu vond op dat moment. Nadat ik alles eruit had gekotst (sorry, mooier kan ik het niet maken), voelde ik me in elk geval opgelucht. Ik kon nu rustig slapen en haalde het tot de volgende ochtend zonder verdere ellende.
Die ochtend kregen we ontbijt. Gebakken eieren die nog snotterig waren, in heel veel olie. Zelf besloot ik niets te eten. Ik ben al geen fan van gebakken ei, laat staan na het fiasco van die nacht. Huib voelde zich ook niet top, maar hij wist dapper een groot deel van zijn ontbijt weg te werken. Na een klein potje tikkertje met het jongetje en een bedankje aan het oude stel vertrokken we terug richting Ishkoshim.
Dag 4 - Ishkoshim naar Langar
De reden dat we eerst terug naar Ishkoshim gingen, is omdat daar elke zaterdag de beroemde 'Afghan Market' plaatsvindt. Deze markt bevindt zich op een stukje niemandsland tussen Tadzjikistan en Afghanistan, waar je wandelend via een brug naartoe kunt. De markt is ontstaan als een manier voor Afghanen en Tadzjieken om te kunnen handelen onder veilige omstandigheden. Je hebt geen visum nodig om de markt te bezoeken, je hoeft alleen je paspoort te laten zien. De vele kraampjes verkopen van alles. Van kleding tot etenswaren en van handgemaakte tapijten tot auto onderdelen. We struinden over de markt en bekeken de stoffen, sieraden en vaten met kruiden. Huib kocht een traditioneel Afghaans hoedje van een Afghaanse man, met wie een klein praatje mee maakten. In het midden van de markt kwamen we Kim en Gerben tegen, die inmiddels alles al hadden gezien. We kletsten wat en gingen toen allebei onze eigen weg.
Na de markt vervolgden we onze reis, ditmaal richting Langar. We begonnen langzaamaan serieus te klimmen en de wegen werden er niet beter op. De uitzichten bleven spectaculair, hoewel ze iedere dag leken te verschillen. De rivier was breed op dit punt en er ontstonden kleine eilandjes in het midden. In de winter was er geen rivier te bekennen, zo had de oude man bij het gasthuis ons de dag ervoor verteld. Dan kon je in theorie zo de rivierbedding oversteken en Afghanistan in lopen. Maar nu stond de rivier nog redelijk hoog en het smeltwater stroomde snel en wild.
Eenmaal in Langar aangekomen klopten we aan bij het volgende gasthuis. Kamperen op de Pamir is bijna niet te doen, zeker niet in een tent. Hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt en zo dicht bij de rivier is het niet eens toegestaan om je tent op te zetten. Het gasthuis had dit keer wel een echt bed, in plaats van de vloer. Het was krap, maar we pasten er samen in. We checkten in, besloten nog een klein rondje te lopen buiten en een paar boodschappen te doen. Toen we terugkwamen was er nog een gezelschap overlanders aangekomen. Drie mannen en een vrouw, allemaal van onze leeftijd. We stelden ons voor en 's avonds aten we samen. Op het menu stond plov met rundvlees, wat oprecht lekker was. Uiteraard hadden we het over waar we vandaan kwamen, waar we heen gingen en hoe onze ervaringen tot nu toe waren geweest. Zij kwamen uit Slovenië en hadden een auto gehuurd, ze hadden in totaal drie weken. Waar wij op weg waren naar Kirgizië namen zij de enige andere afslag op de Pamir: die naar China. Daar zouden ze nog wat rondreizen, voor ze weer naar huis vlogen. Eén van de drie mannen at niet mee, hij leefde al een week op chips, water en cola omdat alles wat hij daarnaast at er meteen weer uitkwam. Linksom of rechtsom. We waren dus niet de enige die zich niet zo lekker voelden. Vandaag was het oké gegaan, maar voornamelijk omdat we amper gegeten hadden. De plov smaakte wel, dus dat was fijn. Huib haalde zijn bier tevoorschijn en bood hen wat aan. Ze accepteerden enthousiast. Een biertje ging er altijd in. Zelf besloot ik vroeg naar bed te gaan, omdat ik me nog steeds niet goed voelde en aardige hoofdpijn had. Ik liet Huib achter bij het gezelschap en eenmaal in bed was ik snel vertrokken. Rond een uur of één ging de rest ook liggen en we hadden - gelukkig - een onverstoorde nacht.
's Ochtends kregen we zoals gewoonlijk ontbijt. We zaten met zijn vijven aan tafel en we konden allemaal wel raden wat we zouden krijgen. Ja hoor, daar kwam het aan. Snotterig gebakken ei, drijvend in olie. Jummie. Vrijwel iedereen probeerde uit beleefdheid wat weg te werken, maar uiteindelijk bleven er vijf bordjes half opgegeten ei staan. Zonde, maar geloof me, het was echt niet weg te krijgen. Geen kritiek op de mensen die het klaarmaakten, onze magen waren gewoon klaar met ons. Omdat we weinig gegeten hadden, haalden we in het dorp een brood en toen was het tijd voor een van de moeilijkste delen: we moesten de Wakhan Valley uit.
Dag 5 - Langar naar Alichur
De vorige dagen was de weg nog wel te doen. Natuurlijk zaten er enorme gaten in het asfalt en moesten we een paar creatieve manoeuvres uitvoeren om de bodem niet te raken, maar zo stressvol was het allemaal niet. Tot vandaag. Het begon vrijwel meteen toen we Langar uitreden. We moesten direct een flink steile pas op, wat met een zwaarbeladen Herman geen pretje is. Het kan wel hoor, maar we moeten niet hoeven remmen, want optrekken op een steil stuk is simpelweg niet mogelijk. Laat het nou zo zijn dat we na één bocht van de pas recht op een enorme kudde geiten stuitten. En geiten lopen niet door. De herders die bij de geiten hoorden leken zich niks van ons aan te trekken. Dus besloten we op een recht stuk te wachten tot de geiten een stuk verder zouden zijn. Na een minuut of tien waagden we ons aan de volgende bocht, dat ging. Maar daar waren de geiten weer. Dus stonden we weer stil. Eén van de herders gebaarde ons te rijden en hij probeerde met zijn stok de geiten aan de kant te duwen. Huib trok op en we begonnen aan de volgende etappe. De herders waren alleen niet heel snel en ze hadden ook hun geiten niet onder controle. Ze gingen niet aan de kant en dus moesten we remmen, terugschakelen en stilstaan. Zoals verwacht had Herman er daarna vrij weinig zin in om op te trekken. Er zat niets anders op dan onszelf terug te laten rollen naar het veilige, vlakke deel en te wachten. Terwijl we aan het wachten waren, reden de Slovenen ons in hun 4x4 voorbij. We zwaaiden, wensten ze een fijne reis en hielden de geiten goed in de gaten.
Poging twee. De geitjes waren inmiddels een stuk verder, dus we konden in elk geval één bocht rijden. Opnieuw probeerden de herders de geiten naar de kant te sturen, dit keer lukte het iets beter. We reden langzaam langs de kudde. Eenmaal voorbij hen, zagen we het volgende opstakel: koeien. Gelukkig was dit niet zo'n grote groep en ook de koeien werden naar de kant begeleid. Eén van de koeien was eigenwijs en besloot recht voor onze auto te gaan lopen, waardoor we per ongeluk haar been raakten. We reden heel traag, dus gewond was ze niet, maar ze liep wel meteen door. De rest van de route was koe- en geitvrij, maar niet per se makkelijker...
Op de meeste plaatsen was de weg smal, te smal voor twee auto's. Dat betekende dat we goed vooruit moesten kijken of er tegenliggers aan kwamen, en dat we op tijd moesten wachten op plekken waar dat kon. Op de gehele route de Wakhan uit was geen asfalt te bekennen. Alleen gravel, stenen en zand. Op een paar plekken moesten we flink gassen om snel over de zanderige stukken te komen, zodat we onszelf niet vast zouden rijden. Na een tijdje naderden we een 'river crossing'. Er liep een smalle, maar snelle stroom over de weg en het was bedekt met grote keien. Met creatief stuurwerk en een paar klappen tegen de onderkant lukte het ons er voorbij te komen. We controleerden Herman even kort, maar er leek niets kapot te zijn. We reden verder over de uitdagende weg, de kliffen naast mij aan de passagierskant werden groter en dieper en ik checkte voor de zekerheid toch maar even of mijn gordel nog goed vastzat. De volgende uitdaging was een droge rivierbedding die we over moesten steken. Droog zou geen probleem moeten zijn, zou je denken. Maar de grond bestond uit grote keien en losse stenen. Huib reed er in opperste concentratie overheen, af en toe voelden we de stenen onder ons verschuiven maar het lukte. De bodem kreeg het te verduren vandaag.
Na urenlang rijden zaten we met stijve nekken van de spanning in de auto. Zoals je weet, waren we nog steeds ziek en de stress van de route hielp niet mee. Misselijk van het geslinger en gebonk, hoofdpijn van de wasbordweggetjes en gespannen spieren. Het uitzicht was mooi, maar veel merkten we er niet van. We waren vooral bezig met het veilig en zonder pech de vallei uit zien te komen. We deden er lang over maar eindelijk was het in zicht: asfalt. Van een afstandje konden we het al zien. Daar was de officiële Pamir Highway weer. Weliswaar een slecht wegdek, maar alles was beter dan wat we de afgelopen uren hadden gezien. We reden het asfalt op, stopten de auto en gaven elkaar een knuffel. Bij mij kwamen tranen van opluchting naar boven. Het klinkt dramatisch, maar geloof me, het was écht heel erg stressvol. Terwijl we bij stonden te komen, kwam er een andere auto vanuit de Wakhan aangereden. Ook zij zetten de auto stil en stapten uit. De man die achter het stuur vandaan kwam, hief zijn armen, ging op zijn knieën zitten en kuste vervolgens het asfalt. We waren in elk geval niet de enigen die er zo klaar mee waren! De man en vrouw kwamen even gedag zeggen en we maakten een praatje. Zij kwamen uit Rusland en reden de Pamir in een Opel die, net als Herman, niet gemaakt was voor dit soort avonturen. Na wat kletsen reden we verder en mijn god, wat was het fijn om weer op een 'normale' weg te rijden. We stopten om wat foto’s te maken en onze waterfles te vullen, waarna het Russische stel ons voorbijreed. Ze vroegen gebarend of alles goed ging en met twee duimpjes in de lucht stelden we ze gerust. Even later haalden wij hen weer in en we deden hetzelfde. Ook zij waren alleen even gestopt voor wat foto's, niets aan de hand.
Ondertussen bleven we maar stijgen. Langar, waar we vandaan kwamen, ligt op 2800 meter. Ons eindstation van de dag, Alichur, ligt op 3800 meter. Het advies is om maximaal 400 tot 500 meter te stijgen per dag. Of in elk geval per slaapplek. Het is bijvoorbeeld prima om van 2800 meter naar 4600 meter te klimmen als je zorgt dat je voor je gaat slapen weer voldoende zakt. De meeste mensen die stoppen in Alichur rijden de volgende dag door naar Murghab, de laatste stad op de Pamir Highway. Murghab ligt op 3600 meter dus dat scheelt toch een goede 200 meter. Niet veel zou je denken, maar hoogteziekte begint voor veel mensen pas op boven de 3500 meter dus dat scheelt weldegelijk. Helaas voor ons, rijden de meeste mensen in een 4x4 en zijn daardoor een stuk sneller dan wij. Het werd langzaamaan later en tegen de tijd dat we in Alichur aankwamen was het tijd om te stoppen. We hadden al verwacht dat we Murghab niet zouden halen vandaag, dus we zochten een guesthouse en vroegen of ze plek hadden. Dat hadden ze wel! Het gebouw bestond uit een eetkamer en grote kamer die verdeeld was in twee delen doormiddel van een soort halve muur. Er waren vijf bedden, twee in het ene deel en drie in het andere. We zetten onze spullen neer in het deel met de twee bedden en gingen in de eetkamer zitten. Er werd thee voor ons ingeschonken en we relaxten wat. Het was enorm koud in het hele gebouw, dus terwijl we thee dronken stookte het meisje dat ons had ontvangen de kachel in onze kamer op met koeienmest. Verrassend genoeg rook het niet naar mest, maar alleen naar rook. Niet heel lekker om in te slapen, maar beter dan vernikkelen van de kou!
Een uurtje later hoorden we de poort opengaan. Er kwam een Opel het terrein opgereden. Onze Russische vrienden! Hetzelfde meisje als die middag kwam naar ons toe. Ze vroeg of het oké was als het Russische stel ook op onze kamer zou slapen. Heel eerlijk? Een slaapkamer delen heeft niet onze voorkeur, het liefst hebben we onze privacy en daarbij voelt het toch lullig als ik er 's nachts weer eens uit moet om te plassen. Maar natuurlijk gaan we geen nee zeggen. Dit was een van de enige gasthuizen in het stadje en het begon laat te worden. Deze mensen verdienden ook een fijn, warm plekje en dus zeiden we dat het absoluut geen probleem was. Ze waren ontzettend dankbaar en ook zij brachten hun spullen naar binnen. Achter hen aan liep een klein, zwart hondje. Ze was dik en rond en mega schattig. We mochten haar aaien en ze bleek ook nog eens heel lief! Het stel stelde zich voor als Irina en Alexey, ze stelden ook de hond voor maar haar naam ben ik vergeten :(.

Zoals gewoonlijk kregen we bij het gasthuis ook avondeten, maar Irina en Alexey wilden ook graag zelf nog koken. Ze nodigden ons uit om mee te eten, dat was het minste wat ze konden doen, zeiden ze. Irina haalde een klein pannetje tevoorschijn en begon eieren te bakken, terwijl ik tomaten sneed en sla klaarmaakte. Ondertussen kwam de gastvrouw ons ook eten brengen: een bord manty's. Die smaakten goed en ook de sla ging er goed in, eindelijk weer iets van groente. Met behulp van Google translate praatten we over onze reizen en Irina en Alexey vertelden over mooie plekken in Rusland. We aten niet veel omdat we ons nog steeds niet heel goed voelde en Irina vroeg waarom we niet aten. Ik typte in translate: "We zijn ziek geweest, dus we eten nog niet zoveel, sorry." Het voelde lullig om niet alles op te eten, maar er ging echt niet meer in. Ze schudde haar hoofd en antwoordde: "Geeft niet, ik wil alleen dat iedereen goed gevoed is." Mega lief. Als dessert hadden Irina en Alexey chocolaatjes. Ik nam er een aan en hoewel het echt heel lekker was, voelde ik meteen dat het niet goed viel. Ik excuseerde me om naar het toilet te gaan. De toiletten bevonden zich in een gebouwtje tegenover de slaapkamer en tot mijn grote verrassing - en opluchting - was er een westers spoeltoilet. Geen gat en geen compost. Hallelujah! Dat was heel fijn want voor ik het wist hing ik erboven. De manty's, sla en tomaat kwamen er sneller uit dan dat ze erin waren gegaan. Kut.
Nadat ik weer aan tafel was gaan zitten en we nog wat dronken en kletsten, was het tijd om tanden te poetsen en naar bed te gaan. Irina en Alexey zouden de volgende ochtend al rond 5 uur vertrekken, wij besloten rond 9 uur te gaan. De nacht was fris, maar goed te doen door het kacheltje dat nog aan het smeulen was. Halverwege de nacht moest ik plassen en toen ik op mijn slippers naar buiten stapte werd ik verrast door een dikke laag sneeuw. Alles was wit! Het was op dat moment nog aan het sneeuwen en hoewel het koud was aan mijn voeten was het geknisper onder mijn slippers een lekker geluid. Ik hoefde gelukkig niet meer over te geven en kon snel weer in slaap komen. Om 5 uur vertrokken Irina en Alexey zachtjes en we merkten pas dat ze weg waren toen we de voordeur hoorden dichtslaan. Zelf draaiden we ons nog even om, om vervolgens om half 8 op te staan. Om 8 uur kregen we ontbijt. Kan je raden wat het was? Bingo! Snotterig ei. Ik had sowieso weinig trek in eten, ik was veel te bang dat het er weer uit zou komen. Huib voelde zich ook misselijk en het aanzicht van het schaaltje met ei hielp niet. We voelden ons heel lullig om niets te eten, zeker omdat we gisteravond ook zelf nog hadden gekookt. Een beetje omslachtig, maar ik ging een vershoudbakje uit de auto halen, waar we al onze eieren in stopten en verborgen in een van onze tassen. Dan leek het in elk geval alsof we gegeten hadden, dat ei zouden we wel ergens dumpen. We pakten onze spullen en propten alles terug de auto in. Over het terrein liep een vrolijke kat, die langs mijn benen liep en duidelijk aandacht wilde. Ik aaide hem wat en daarna namen we afscheid van de gastvrouw.

Dag 6 - Alichur naar Murghab
We waren van plan vandaag door Murghab heen te rijden en direct door te gaan naar de hoogste pas en de grens over te steken. Murghab zelf was niet ver, en we hadden eigenlijk niet zoveel zin in nog een tussenstop. We waren moe, serieus ziek, en ook wel klaar met de harde bedden en karige ontbijtjes. Hoogteziekte is iets vreemds: de één merkt er niets van, de ander wordt doodziek. Het is nergens op gebaseerd en puur genetisch bepaald. Hoogteziekte is in principe niet zo erg, maar bij ernstige symptomen kan het snel gevaarlijk worden. Het punt is alleen, wat is ernstig?
Milde symptomen omvatten onder andere hoofdpijn, duizeligheid, slapeloosheid, misselijkheid, algehele malaise en tintelende vingers. Ernstige symptomen zijn zware hoofdpijn, geheugenverlies, sufheid, vreemd gedrag (alsof je dronken bent), hallucinaties en verlamming. Maar ook moeite met ademhalen, een snelle hartslag, blauwe lippen en nagels, en bewusteloosheid vallen onder ernstige symptomen. Klinkt allemaal niet heel gezellig. Het enige wat je kunt doen, is niet verder stijgen en in ernstige gevallen afdalen. We hielden onze symptomen goed in de gaten en vertelden het aan elkaar zodra er iets veranderde. Flinke hoofdpijn, misselijkheid, vermoeidheid, algehele malaise en tintelende vingers waren allemaal aanwezig. We wilden dus vooral snel weg hier. Langs de Pamir waren nog wat toffe dingen om te zien, maar daar waren we niet meer mee bezig. De pas over, de grens voorbij en door naar Osh.
De sneeuw was gelukkig grotendeels gesmolten toen we vertrokken en de weg naar Murghab was sneeuwvrij. We stegen nog iets en ineens zagen we iets op de weg lopen. We zetten de auto stil en stapten uit. Drie hele blije, piepende puppies stonden voor onze neus. Geen mama in de buurt en al helemaal geen huis. We gaven de puppies het ei en wat brood dat we nog in de auto hadden liggen. Ze aten alles gretig op en wilden maar wat graag geaaid worden. Mijn hart brak voor de zoveelste keer toen we wéér een paar hulpeloze, kleine beestjes achter moesten laten. Maar ze konden echt niet mee, ook niet om ze af te zetten in Murghab. Drie drukke, bijtende en krabbende puppies op schoot ging echt niet. Ten eerste was het gevaarlijk tijdens het rijden omdat ze niet onder controle te houden waren en ten tweede wisten we niet of ze hondsdolheid hadden. Dat konden we niet riskeren. Gelukkig zagen ze er oké en best goed gevoed uit, dus we hebben goede hoop dat ze het redden. Sorry pups, dat jullie niet mee konden...
Toen we in Murghab aankwamen, was het inmiddels wel nodig om te tanken. Op de Pamir zijn niet heel veel tankstations te vinden, maar in Murghab was er een! Of nou ja, tankstation. Iets wat erop leek. We reden een terrein op met twee enorme vaten bezine. Wat voor benzine? Geen idee. Een jongen kwam naar ons toe. Hij vertelde dat het benzine was van Gazprom, 92. Dat was niet verkeerd, we hadden eerder 80 verwacht. We wisten natuurlijk niet of hij de waarheid sprak, maar heel veel andere keus was er niet. Hij haalde een jerrycan en een grote trechter tevoorschijn en goot 30 liter in de tank. Gelukkig was het niet duur en met een redelijk volle tank konden we verder. We reden door Murghab, richting de Ak-Baitalpas. Deze pas is met 4655 meter het hoogste punt van de Pamir Highway. Terwijl we erheen reden begon het zachtjes te sneeuwen. Niet ideaal, maar te doen. Naarmate de tijd verstreek werden de vlokken groter en kwamen ze steeds sneller naar beneden. We probeerden door te rijden maar toen we aankwamen bij de start van de pas was het inmiddels een soort sneeuwstorm. We wilden zo graag de pas over en we zijn eigenwijs, maar we zijn niet dom. Met een zucht keken we elkaar aan, dit gingen we niet doen. Dus we draaiden Herman om en reden terug naar Murghab.
Nadat we een gasthuis hadden gevonden en onze spullen hadden gepakt, besloten we even te chillen. Ook hier werd een kacheltje in de kamer aangestoken met mest en het werd snel lekker warm binnen. We toverden de iPad uit onze tas en keken een paar afleveringen van een serie. Die was matig, maar het was het enige wat we gedownload hadden. Het bed was enorm hard, ik denk dat de vloer waar we in Ishkoshim op sliepen nog comfortabeler was. Maar hey, het was warm en droog en we kregen wat te eten. De gastheer liep af en toe binnen om de kachel aan te vullen en we vroegen hem naar het weer van morgen. "Is het mogelijk om de pas te doen morgen?" Hij schudde zijn hoofd. Het zou koud worden en blijven sneeuwen. Niet waar we op hadden gehoopt. Tegen de avond werden we vergezeld door twee Chinese mannen, maar wel elk met een eigen kamer dit keer. We verstonden elkaar niet maar wisselden een beleefde gedag en deden allebei ons ding. Het avondeten bestond uit gekookte aardappels en thee. Na een paar happen keek Huib me aan en ik wist meteen wat er aan de hand was. Hij vluchtte naar het toilet en kwam even later met een nog even mistroostig gezicht terug. Het scheelde niet veel, maar hij had het weten binnen te houden. We waren niet de enige die zich niet goed voelden, want ook een van de Chinese mannen schoof na een paar happen zijn bord weg. Met een bleek gezicht verdween ook hij naar het toilet. We besloten vroeg te gaan slapen maar de muren waren dun en de Chinese mannen snurkten hard. Lang leve mijn Snoozeband. Voor degenen die het niet kennen: het is een zachte hoofdband met speakertjes erin, waar je zonder problemen op kunt liggen. Ideaal voor als je moeilijk in slaap komt of niet tegen omgevingsgeluid kunt. Niet gesponsord uiteraard (was het maar zo'n feest!). Met mijn luisterboek aan lukte het om toch in slaap te komen.
Dag 7 - Murghab naar de grens
's Ochtends stond het beruchte ontbijt weer op tafel. We waarderen het enorm dat deze mensen überhaupt ontbijt voor ons maken, dat menen we echt, maar ik denk niet dat ik hierna ooit nog gebakken ei wil eten. Dapper aten we een paar happen, de rest bleef staan. Nadat we ons een beetje hadden opgefrist waren we in dubio. De gastheer had gezegd dat het vandaag weer flink zou gaan sneeuwen, maar hoe lang zouden we hier dan nog moeten blijven? Zouden we het toch proberen vandaag? We besloten dat we het inderdaad zouden proberen. Mocht het hetzelfde zijn als gisteren, konden we altijd weer omkeren. We pakten onze spullen en reden naar een klein supermarktje om wat eten en drinken voor onderweg te halen. Buiten de winkel waren kinderen aan het spelen. Ze zwaaiden enthousiast en zwermden om de auto. "Hello! Hello!" Lachend groetten we ze terug. Bewapend met brood, water en wat fris reden we tien minuten later weg, zwaaiend naar de kinderen.
De weg was verrassend goed begaanbaar, er lag bijna geen sneeuw ondanks de storm van gisteren. Het leek erop dat onze gebeden waren verhoord want de lucht was blauw en het was droog. We reden hetzelfde stuk als de dag ervoor, maar het zag er nu wat beter uit. In de verte zagen we een auto langs de kant staan. Toen we dichterbij kwamen stonden daar Irina en Alexey te zwaaien. We stopten en vroegen of alles oké was. Dit keer geen duimpjes omhoog, maar schuddende hoofden. De auto had geen pit meer en kon de berg niet op. Waarschijnlijk was het roetfilter vol, dacht Huib. Dit zorgt ervoor dat de auto niet meer goed kan optrekken. Om dat op te lossen moesten ze naar de garage, maar we waren inmiddels een stuk van Murghab verwijderd. En daarbij, in Murghab zelf waren niet eens garages. We piekerden over wat te doen, toen een 4x4 voorbij kwam en vaart minderde. De mensen in de auto konden heel wat beter Russisch dan wij en ze overlegden iets. De 4x4 zou Irina en Alexey tot in elk geval Murghab terug kunnen slepen. We wensten ze succes en namen afscheid.
Na een tijdje kwamen weer bij hetzelfde bord als gisteren: de start van de Ak-Baitalpas. Nog steeds koud maar met een stuk minder sneeuw. De pas zelf was een ander verhaal. We stegen en stegen en uiteindelijk kwamen we toch sneeuw tegen. Dat was te verwachten. Herman deed zijn uiterste best en met een paar schietgebedjes wisten we de top te halen. Op 4655 meter hoogte. Holy shit. We did it. We glibberden het hoogste stuk over en de daling werd weer ingezet. Een meter of 50 lager reden we een bocht om, waar een fietser ons tegemoet kwam. Hoe die mensen het doen? Geen idee, respect. We stopten om hem water aan te bieden, wat hij dankbaar aannam. De man was doodop. "Is dit het laatste stuk? Is het hierna naar beneden?" vroeg hij bijna smekend. We knikten. "Nog een klein stukje omhoog, na de bocht is het alleen maar naar beneden." Hij lachte en knikte. Na nog een slok water vroeg hij: "Heb je misschien een aansteker?" Vervolgens haalde hij een pakje sigaretten tevoorschijn. Wat een legende. Daar sta je dan, op meer dan 4000 meter met amper zuurstof, en dan steek je een peuk op. Helaas moesten we hem zwaar teleurstellen, we hadden wel een aansteker maar die leek op deze hoogte niet te werken. Met tegenzin stopte de man zijn sigaret terug, dronk nog wat water en vervolgde zijn weg.

De rest van de pas was niet zo best. Hobbels, gaten, wasbordweggetjes. Ellende. Na een tijdje kwamen we een motorrijder tegen. Hij kwam vanaf de andere kant en was dus de grens over gegaan van Kirgizië naar Tadzjikistan. Tussen de twee grensposten in zit 20 kilometer aan niemandsland. Niemandsland houdt in dat dus ook niemand zich verantwoordelijk voelt voor dat stukje weg. Het zou een van de moeilijkste delen van de Pamir zijn, bedekt in alleen maar modder. Wederom niet chill zonder 4x4. We vroegen de motorrijder of het te doen zou zijn in onze auto. Hij schudde zijn hoofd. "Absoluut niet, daar kom je nooit doorheen." Ai, dat zou een probleem zijn. Maar no way dat we die pas weer over gingen, we waren te ver gekomen om hier op te geven. Dus reden we door.
De grens van Tadzjikistan was simpel. De auto werd licht gecontroleerd, de paspoortcontrole was vlot en we werden er snel doorheen geloodst. Daar hield het op met de pret. Zodra we de hekken door waren kon je een pas naar beneden zien en die zag er niet leuk uit. Pure modder. Geen enkel deeltje asfalt of zelfs maar gravel. Alles was bruin en oranje van de klei en nat van de sneeuw. Terug was geen optie, we moesten er doorheen. Dus Huib reed stukje bij beetje, in zo rustig mogelijk tempo naar beneden. We voelden de banden slippen, de achterkant zocht naar grip. Herman gleed heen en weer. Het enige wat ons hielp was zwaartekracht. Het was puur geluk dat we naar beneden moesten in plaats van omhoog. Dat zou nooit gelukt zijn. We gleden naar beneden terwijl Huib elke twee seconden bij moest sturen. Hoe we het hebben gepresteerd om niet vast gezeten te hebben, ik heb werkelijk waar geen idee. Dom, stom geluk. Onderaan de pas was de weg nog steeds om te huilen. 20 kilometer aan wasbordjesweg, modder en keien. De langste 20 kilometer ooit. Met veel geduld zijn we er doorheen gekomen. Het was een verademing toen eindelijk het gebouwtje van de Kirgische grenscontrole in zicht kwam. Daar stonden al andere mensen te wachten. Een groep Russische motorrijders en een mega vette Mercedes campertruck. De camper was van een oud, Zwitsers stel die ook door Centraal Azië rondreisden. Ze vertelden dat ze al 30 uur aan deze grens stonden. Ik dacht 13? Jeetje wat lang. Nee, 30. Om de grens over te kunnen moet je van tevoren aangemeld zijn en op een lijst staan. Kennelijk was dat bij hun niet goed gegaan. Toen het eindelijk na uren geregeld was, viel de stroom uit. Ze hadden overnacht voor de poort, maar gelukkig hadden ze een camper en geen tent. Die stroom was nu nog steeds uit, dus we voegden ons in de rij, niet wetend hoe lang dat nog zou gaan duren...
P.S.: Voor degenen die het leuk vinden hebben we een compilatie gemaakt van de Pamir Highway, de Wakhan Valley en niemandsland, met fragmenten van de GoPro. Mocht je denken, wat sjezen die twee over de weg: omdat we uren aan film hebben, hebben we sommige delen wat versneld. Anders gaat het ook zo vervelen, hè?























































































































































































Net deel 2 gelezen, en vooral, gezien. Ik word al misselijk als ik het filmpje zie....wat een wegen 😲, maar wat doen jullie het goed. Hopelijk nu weer wat betere wegen en verder met genieten. Zal wat eitjes bewaren voor als jullie thuis zijn 😂😘
Wat een verhalen weer, en ik ben pas halverwege. Heel gaaf, dat geblog van jullie 😘
Whauw...wat een avontuur! Ik heb zelfs met spanning jullie blog gelezen...amai...maar fijn dat het gelukt is wat jullie graag wilden! Fijn vervolg nog en hopelijk weer topfit! 🍀💪
Mooi verhaal, spannende video's